2014 – 2010 – 2007 – 2005
Het archetype van het orgel is het Posititef.
Het woord Positief komt van het Latijnse ‘ponere’ dat neerzetten of opstellen betekend. Een Positief is nog wel verplaatsbaar, maar met meer of minder inspanning. Dit in tegenstelling tot een orgel dat een vaste opstelling heeft. Wanneer uit het Portatief, door vergroting van het klavier en toevoeging van registers, het positief ontstaan is, is niet met zekerheid te zeggen. Een mooi voorbeeld van deze ontwikkeling zien we op een kopergravure van I. van Meckenen van een Positief van voor 1500.
Historisch gezien zou een Positief voorzien moeten worden van een paar flinke keilbalgen. Het orgel staat dan op de kopse kant van een tafel en de balgen liggen er achter. Men spreekt dan van een Tafelpositief. De balgen worden steeds doot een extra persoon bediend, maar gelet op de huidige lonen heb ik bij mijn positieven voor een elektromotor gekozen.
Een voorbeeld is het tafelpositief uit de Ab Yberg’schen Hauskapelle, Zwitserland, uit 1950. Het front heeft sprekende pijpen dat nieuw was in die tijd. De pijpen in het binnenwerk hebben een chromatische opstelling. Zo’n chromatische opstelling van de pijpen strookte niet met de Renaissance waarbij symmetrische bouwerken domineerden. De symmetrische kast maakte die a-symmetrische pijpopstelling onzichtbaar.